ONDERWERPEN / THEMA'S
A Thema's B Personen C Organisaties D Besprekingen E Actuele Informatie


Terug naar overzicht thema's

 

VREDESPARADIGMA’S: VIJF BENADERINGEN VAN VREDE (A.03) (WEB100A.03)

Door: Nathan C.Funk*

De vijf in dit artikel besproken vredesparadigma’s zijn:

MACHTSPOLITIEK: Vrede door dwingende macht.
“Als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog.”

WERELDORDE: Vrede door de macht van de wet.
“Als je vrede wilt, bereid je dan voor op vrede.”

CONFLICTOPLOSSING: Vrede door de kracht van communicatie.
“Als je vrede wilt, train je dan in vredesprocessen.”

GEWELDLOOSHEID: Vrede door zielskracht.
“Als je vrede wilt, werk dan aan gerechtigheid.”

TRANSFORMATIE: Vrede door de kracht van de liefde.
“Als je vrede wilt, wees dan vrede.”

(Paradigma: een geheel aan meningen en visies.)

*Nathan C. Funk is adjunct professor internationale relaties bij de School van Internationale Dienst van de Amerikaanse Universiteit in Washington D.C., en gastdocent aan het Centrum voor Wereldvrede aan dezelfde universiteit. (Dit artikel verscheen in het tijdschrift ‘Gandhi Marg’ – New Delhi, India, volume 24, nr.3, 2002.)

VREDESPARADIGMA’S: VIJF BENADERINGEN VAN VREDE


Vredesopvattingen overbruggen godsdienst en cultuur. Ze belichamen zowel waarden als veiligheid, harmonie, rechtvaardigheid en menselijke waardigheid. Ieder belangrijk geloofsysteem of systeem van overtuigingen, religieus dan wel werelds van karakter, heeft op een of andere wijze vrede beloofd wanneer men zijn grondregels volgens de voorschriften uitvoert
.
Ideaal en retoriek
Vrede is ongetwijfeld een van de meest universele en belangrijke menselijke idealen. Raimon Panikkar beschrijft het als “een van de weinige positieve symbolen die voor de gehele mensheid betekenis hebben”1. De wijze waarop we over vrede denken is vaak zeer verschillend en afhankelijk van bepaalde situaties. We belijden in theorie om vrede in ere te houden, bijvoorbeeld binnen het kader van religieuze voorschriften en verklaringen, terwijl we onze gedachten omtrent leven en politiek rond meer wereldse doeleinden ordenen. Stilzwijgend perken we de betekenis van vrede in om het aan te passen aan een systeem van grotendeels onuitgesproken opvattingen omtrent hoe de wereld werkt, waaruit macht bestaat en wat we van belang vinden. Hierdoor wordt het vredesideaal òf geannexeerd door concurrerende waardevoorkeuren òf het blijft ver van onze dagelijkse activiteiten en ervaringen. Het ‘ideële’ komt los te staan van het ‘reële’ en vrede wordt een vrome aanroeping, een middel tot een doel of een lege uitdrukking van retorische zelfrechtvaardiging.

Programma conflictoplossing
Juist de wens om deze kloof tussen het “ideële” en het “reële” te overbruggen maakt dat studenten aangetrokken worden tot het programma “Internationale Vrede en Conflictoplossing” van de School van Internationale Dienst van de Amerikaanse Universiteit in Washington DC. Elk jaar brengt ons programma tientallen intelligente en zeer gemotiveerde mensen bij elkaar, waarvan vele uit het buitenland, om een van de cursussen te volgen op het gebied van wat Gandhi aanduidde als ‘praktisch idealisme’. In 2002 had ik het genoegen mijn bijdrage te leveren aan de deelname van iets meer dan twintig nieuwe studenten aan het programma in het kader van een basiscursus “Vredesparadigma’s”. Doel van deze cursus was het geven van een inleiding over de theoretische grondslagen van de vredesstudies door middel van een verkenning van vijf benaderingen van vrede, die beschouwd worden als intellectuele en praktische modellen om vrede tot stand te brengen. Ze zijn gebaseerd op verschillende stelsels van zowel uitdrukkelijke als onuitgesproken overtuigingen en veronderstellingen. De cursus begint met een beschouwing van benaderingen van vrede die de uitoefening van dwingende macht vooropstellen (machtspolitiek) en behandelt daarna paradigma’s voor vrede via internationale wetten en instellingen (wereldorde), vrede via conflictoplossing, vrede via geweldloosheid en vrede door middel van transformatie van mens en gemeenschap. Tegen het eind van een semester van lezen, schrijven, discussiëren, het luisteren naar gastsprekers en het presenteren van creatieve projecten geven de meeste studenten te kennen dat ze heel wat geleerd hebben, niet alleen over de geschiedenis en de ontwikkeling van het denken over vrede maar ook aangaande hun eigen sterk verankerde overtuigingen en opvattingen over het leven.

1) Machtspolitiek: Vrede door dwingende macht

Het eerste vredesparadigma, machtspolitiek of ‘Realpolitik’, is het traditioneel heersende kader op het terrein van de internationale relaties. Dit paradigma berust op klassieke werken als Thucydides’ “Geschiedenis van de Peloponnesische Oorlog” als ook op een recentere kern van de politieke theorie die een beroep doet op Machiavelli, Hobbes en Hans Morgenthau.2 Het verkondigt een pessimistische zienswijze van de menselijke natuur en een op strijd gericht model van internationale relaties. Aanhangers van dit paradigma, die het aanduiden als ‘politiek realisme’, betogen dat er geen universele waarden zijn, die door alle actoren in het internationale systeem onderschreven kunnen worden. Verder maakt de afwezigheid van een wereldregering, of een ‘hogere macht’ waaraan de staten zich moeten onderwerpen, politiek tussen de naties anarchistisch en onvoorspelbaar. Ze wordt gekenmerkt door wisselende allianties en de eeuwig aanwezige dreiging van geweld. Gezien de chronische onzekerheid en de verschuivende machtsevenwichten moeten staten een beleid voeren dat het particuliere welzijn van hun directe ‘nationale belangen’ dient, opgevat als het verwerven van materiële macht en het militaire vermogen om anderen te dwingen en af te schrikken. Ze vermijden meer omvattende humanistische ideeën die voor hun uitvoering afhankelijk zijn van de betrouwbaarheid en welwillendheid van anderen. Met andere woorden: omdat er geen gedeelde morele maatstaf is die kan dienen als criterium voor stabiele samenwerking tussen landen, hebben staten geen andere keuze dan met elkaar te concurreren om de schaarse bronnen en om de veiligheid die deze bronnen geacht worden te geven.
Hoewel ze niet noodzakelijkerwijs onverschillig staan tegenover wereldproblemen die verbonden zijn met de wijdverspreide armoede en de ecologische achteruitgang, pleiten exponenten van de machtspolitiek voor een zienswijze van moreel minimalisme waarin de wereld geconstrueerd is als een ‘zelfhulp’-systeem. Rechtvaardigheid wordt gedefinieerd als de afwezigheid van grove schendingen van de mensenrechten, zoals volkenmoord, en vrede wordt eenvoudig opgevat als afwezigheid van oorlog, of preciezer, als een tijdelijke opschorting van vijandelijkheden die veiliggesteld wordt door militaire macht. “Als je vrede wilt”, aldus de voorstanders van het machtspolitieke paradigma, “bereid je dan voor op oorlog”. 3Geweld ontstaat onvermijdelijk uit menselijke concurrentie en hebzucht; vrede wordt gewaarborgd door het krachtig opleggen van orde.

2) Wereldorde: Vrede door de macht van de wet
De tweede benadering van vrede die door de studiegroep werd verkend is het wereldordeparadigma. Dit paradigma beschouwt de “orde” tot stand gebracht door de praktijken van de machtspolitiek als een vorm van wanorde en stelt dat langdurige samenwerking tussen staten en andere belangrijke deelnemers, zoals niet-gouvernementele (activistische) en intergouvernementele organisaties, zowel mogelijk als noodzakelijk is. Deze samenwerking is mogelijk omdat de menselijke natuur over de mogelijkheid tot egoïsme èn tot altruïsme beschikt. De samenwerking is noodzakelijk omdat de onbelemmerde competitie die door het machtspolitieke paradigma wordt aangemoedigd niet kan worden volgehouden. 4 Om aan te tonen dat principiële samenwerking mogelijk is, benadrukt het wereldordeparadigma menselijke keuzes en bedoelingen, terwijl het tevens aangeeft dat natie-staten niet het alleenrecht hebben over de macht om de wereldpolitiek te vormen. De natie-staat is niet het enige forum voor politieke activiteit en verantwoordelijkheid en het nationale belang is niet het uitsluitende criterium voor gewenst gedrag. 5 In een tijdperk van globalisering houdt politiek een complexe wisselwerking van globale, nationale als ook lokale loyaliteit, waarden en belangen in. Moderne communicatie- en vervoerstechnologieën hebben burgers in staat gesteld om transnationale netwerken te vormen die het belang van aandacht voor onderwerpen als vrede, mensenrechten, ecologie en ontwikkeling benadrukken. De belangen van deze netwerken van burgers hebben zowel nationale regeringen als ook instellingen zoals de Verenigde Naties geholpen om de agenda te bepalen. Door een bewuste planmatige aanpak kunnen staten en betrokken wereldburgers binnen het kader van deze instellingen die veel nadruk op waarden leggen, werkzaam zijn. Dit om de grenzen van angstig en passief gedrag te overschrijden, om de regels van de wet uit te breiden tot de internationale sfeer en om publieke goederen op wereldniveau te verschaffen.6 Juist omdat op strijd gerichte modellen van internationale relaties, waarin de staat centraal staat, de menselijke belangen niet veilig kunnen stellen, voeren voorstanders van het wereldordeparadigma aan dat bredere en grotere inspanningen nodig zijn om internationale samenwerking te bereiken. In een kleiner wordende en in toenemende mate technologische wereld gaan kwesties als armoede (ruim een miljard mensen in de wereld leven in omstandigheden van ‘absolute’ armoede), verslechtering van het milieu, besmettelijke ziekten, mensenrechtenschendingen en verspreiding van massavernietigingswapens iedereen aan. Het ongeremd competitieve kader van het machtspolitieke paradigma weet niet wat het met deze problemen aan moet. Hiervoor moeten door middel van internationale dialoog en samenwerking nieuwe waarden geformuleerd worden en nieuwe normen en programma’s voor multilaterale (veel partijen bevattende) actie. Wanneer regeringen hun soevereiniteit in internationale instellingen bundelen en met non-gouvernementele organisaties en sociale bewegingen samenwerken om te zorgen voor publieke goederen die mondiaal zijn, dan kan een evenwichtiger en duurzamer systeem gerealiseerd worden.
Het wereldordeparadigma schildert een ander beeld van de wereld dan het machtspolitieke paradigma en wel een beeld dat de rol van geëngageerde burgers en ethische waarden op de voorgrond plaatst. Macht is niet alleen de mogelijkheid om anderen te dwingen door het vermogen schade toe te brengen of te straffen (destructieve/dreigende macht – “de macht van de gesel”). Het is ook de mogelijkheid gezamenlijke doeleinden te bereiken door samenwerking (productieve macht of ruilmacht – “de macht van de verleiding”) en door solidariteit (integrerende/sociale macht – “de macht van de liefkozing”).7 Terwijl het “machtspolitieke” paradigma vrede ziet als een tijdelijke afwezigheid van oorlog binnen een zelfhulpsysteem van soevereine staten, zet het wereldordeparadigma vrede op één lijn met de aanwezigheid van bepaalde waardecondities die voor menselijke voorspoed, en het op lange termijn overleven binnen een wereldverband, vereist zijn: geweldloze conflictoplossing, menselijke waardigheid, ontwikkeling, ecologisch evenwicht en politieke participatie.8 “Als je vrede wilt”, aldus het wereldordeparadigma, “bereid je dan voor op vrede”. Vrede kan actief nagestreefd worden via een beleid en inspanningen waarbij consensus wordt opgebouwd, onrecht wordt verminderd, kansen worden geschapen en gezorgd wordt voor multilaterale kaders om op gemeenschappelijke uitdagingen te reageren.

3) Conflictoplossing: Vrede door de kracht van communicatie
Het derde paradigma is dat van de conflictoplossing. Het biedt een sterk pragmatische benadering van vrede door de ontwikkeling en verfijning van vaardigheden voor het analyseren van en reageren op conflicten door middel van effectieve communicatie- en onderhandelingsstrategieën. Terwijl verdedigers van de wereldorde zichzelf in de eerste plaats bezighouden met het macroniveau, met structurele zaken zoals rechtvaardigheid voor ieder en met de institutionalisering van internationale samenwerking, richten beoefenaars van conflictoplossing zich meer op interactieprocessen tussen mensen en groepen en op de relaties die hiervoor kenmerkend zijn.
Volgens het conflictoplossingsparadigma is conflict een natuurlijk verschijnsel op alle niveaus van menselijke interactie en organisatie, van het interpersoonlijke tot het inter-etnische en internationale niveau. Hoewel het de oorzaak kan zijn van vervreemding en groot menselijk lijden, leidt conflict niet onvermijdelijk tot geweld. Het conflict is vaak noodzakelijk om tot grote veranderingen in relaties en sociale systemen te komen (zoals bijvoorbeeld het geval was met betrekking tot de Amerikaanse burgerrechtenbeweging).9 Vrede wordt dan opgevat als een doorlopend proces van kundig omgaan met en, waar mogelijk, voorkomen of veranderen van conflicten.10 Om effectief conflicten aan te pakken en op te lossen moeten we ons bewust worden van onze houding tegenover conflicten en de stijl waarin we gewoon zijn conflicten aan te pakken (competitief, samenwerkend, vermijdend, onderdanig, enz.) om zo op actieve en gecoördineerde wijze een grotere vrijheid te verkrijgen bij het bepalen van onze eigen reacties (dit tegenover een passieve en onsamenhangende wijze). Een dergelijk bewustzijn doet onze kansen op ‘win-win’-oplossingen in plaats van ‘win-verlies’-oplossingen of ‘verlies-verlies’-oplossingen toenemen. We leren onze emoties te begrijpen en ermee om te gaan, om openheid voor meer waarachtige communicatie te ontwikkelen en om processen te beheersen die anders tot escalatie zouden kunnen leiden.11 Voor een effectieve reactie op conflicten onderstrepen theoretici en praktijkmensen op het gebied van de conflictoplossing het belang van samenwerkingsprocessen en processen waarbij vijandigheid vermeden wordt om problemen op te lossen en relaties op te bouwen. Deze worden vaak begeleid door een derde partij of een bemiddelaar. De processen richten de aandacht op onderliggende belangen en menselijke behoeften (bijvoorbeeld veiligheid, identiteit, binding, invloed, ontwikkeling) die achter oppervlakkige stellingnames en verlangens aanwezig zijn. Ze brengen de betekenis van cultuur in menselijke interacties naar voren.12 Ze bevestigen dat invoelingsvermogen, creativiteit en ‘gedeelde positieve macht’ (‘macht met’ in plaats van ‘macht over’)13 belangrijk zijn in alle processen van conflictoplossing, of het nu gaat om personen, groepen of staten. Ze onderstrepen de potentiële positieve rol van de niet-officiële processen van dialoog en betrokkenheid in de belangrijke hedendaagse internationale conflicten, waarbij meestal sterke gevoelens van etnische en gemeenschappelijke identiteit meespelen.14 Voorstanders van het conflictoplossingsparadigma benaderen vrede dus via rechtstreekse interactie met de ‘ander’. “Als je vrede wilt”, voeren ze aan, “train je dan in vredesprocessen”. Ontwikkel vaardigheden voor communicatie en samenleven.

4) Geweldloosheid: Vrede door zielskracht**

Eén van de meest algemene misvattingen omtrent de vierde aanpak van vrede, namelijk geweldloosheid, is dat het een paradigma zou zijn dat tot passiviteit dwingt. Vanuit het standpunt van geweldloosheidsactivisten is deze veronderstelling een weerspiegeling van de dominantie van machtspolitieke uitgangspunten. Hierin wordt macht gelijk gesteld aan de mogelijkheid om schade toe te brengen aan de tegenstander en wordt daarom beschouwd als uitsluitend het bezit van overheden en gewapende militante groepen. Als reactie hierop stelt het geweldloosheidsparadigma dat de macht van welke regering dan ook in eerste instantie afkomstig is van de instemming van de bevolking en pas in tweede instantie van dwang.15 Door met een bepaalde stand van zaken in te stemmen en binnen de normen van dat systeem te functioneren, steunen mensen deze orde en, als de normen van dit kader mensonwaardig zijn, dan ontmachtigen en ontmenselijken ze zichzelf. Door anderzijds hun eigen gedrag als moreel handelende personen te bepalen, ongeacht externe normen en druk, kunnen ze personen worden die verandering nastreven en die anderen van nieuwe mogelijkheden bewust maken.
Zoals Gandhi, Martin Luther King Jr., en vele anderen hebben onderstreept, is geweldloosheid actie die door principes wordt geïnspireerd en die doordrongen is van de opvatting dat doeleinden en middelen onscheidbaar zijn. Hetgeen men zich tot doel van sociale verandering zegt te stellen moet steeds overeenstemmen met de feitelijke resultaten van de middelen die gekozen zijn om het bereiken van deze doeleinden te bevorderen. Vrede tussen gemeenschappen van mensen kan niet door middel van geweld bereikt worden, noch kan democratie door middel van een gewapende opstand in een samenleving veilig gesteld worden. Vrede kan daarom niet losgemaakt worden van gerechtigheid en dit laatste houdt in de afwezigheid van onderdrukking, of deze nu indirect veroorzaakt wordt door onrechtvaardige structuren en instituties dan wel direct door het gebruik van wapens. Met andere woorden: vrede brengt met zich mee dat geweld afwezig is, waarbij geweld in ruime zin wordt opgevat als vermijdbare beschadiging van menselijke behoeften16 (en, zoals we er wel aan kunnen toevoegen, van het evenwicht in de natuur). Echte vrede kan alleen via vreedzame (en daarom rechtvaardige en geweldloze) actiemiddelen bereikt worden – door acties die trachten de voorwaarden ongedaan te maken waaronder mensen vernederd worden en die trachten de cirkels van vergelding te doorbreken die afbreuk doen aan de waarde van het menselijk leven.17 Het door geweldloosheid geïnspireerde paradigma stelt dat in situaties die door onrechtvaardige wetten of onderdrukking bepaald worden verandering kan worden nagestreefd door middel van vastberaden principiële acties (satyagraha – “hechten aan waarheid”). Daarbij weigeren personen met gemeenschappelijke overtuigingen mee te doen aan welke handelingen dan ook die ze onrechtvaardig en immoreel vinden. Deze maatregelen kunnen velerlei vorm aannemen, van symbolische protesten tot boycots, parallelle instituties en directe geweldloze interventie. Acties die ten doel hebben geweldloze veranderingen te stimuleren zijn er zowel op gericht om een proces op gang te brengen ter realisering van gezamenlijke doeleinden, als om een reactie van de kant van de samenleving of het centrale gezag uit te lokken – een coöperatieve dan wel een repressieve reactie. Door te weigeren hun tegenstander te ontmenselijken, zelfs wanneer ze geconfronteerd worden met repressie of provocaties, geven geweldloze activisten zichzelf de mogelijkheid op creatieve wijze te werk te gaan in plaats van te vervallen tot destructief ‘oog-om-oog-tand-om-tand’-gedrag dat, zoals Gandhi het stelde, ‘de hele wereld blind achterlaat’. Door daarentegen hun eigen angst en woede te overwinnen bieden ze anderen een nieuwe manier om de wereld om hen heen te bezien en ontkennen de legitimiteit van instituties en handelingen die de mensengemeenschappen en het principe van ahimsa (‘geen kwaad’) geweld aandoen.18 Volgens het geweldloosheidsparadigma wordt echte kracht eerder ontleend aan wilskracht en menselijke solidariteit dan aan geweld, dat de gemeenschap ondermijnt en het zaad van zijn eigen vernietiging zaait. Geweldloosheid biedt een benadering om vrede tot stand te brengen die niet alleen is gebruikt om vormen van sociale discriminatie en repressie tegen te gaan, maar ook om zich te verzetten tegen buitenlands imperialisme of bezetting.19 “Als je vrede wilt,” zo verzekeren geweldloosheidsactivisten, “werk dan aan gerechtigheid.” Deze overtuiging om met vreedzame middelen aan de vrede te werken via training, strategische planning, constructieve programma’s en persoonlijke discipline houdt een revolutie in de menselijke geest in en wijst op de mogelijkheid van een verandering in het persoonlijke bewustzijn, waarin ahimsa een levenswijze wordt: transformatie.
(**Door Nathan Funk wordt ‘geweldloosheid’ getypeerd als ‘peace through willpower’/ ‘vrede door wilskracht’. De redactie van het blad Geweldloos Actief was unaniem van mening dat ‘wilskracht’ de inhoud van ‘geweldloosheid’ tekort doet, en gaf er de voorkeur aan het begrip ‘soulpower’/ ‘zielskracht’, dat door Gandhi benadrukt werd, te gebruiken.)

5) Transformatie: Vrede door de kracht van de liefde
De laatste benadering om vrede tot stand te brengen, die in de cursus over vredesparadigma’s onderzocht wordt, is het transformatieparadigma. Dit paradigma concentreert zich op de centrale plaats welke onderwijs, culturele verandering en spiritualiteit innemen in alle pogingen om vrede in het dagelijks leven tot een realiteit te maken. Vanuit het standpunt van het transformatieparadigma is het stichten van vrede niet alleen een poging om een einde aan oorlog te maken, structureel geweld weg te nemen of om de voorwaarden voor de aanwezigheid van externe waarden tot stand te brengen. Ook is het een diepgaand innerlijk proces, waarin de transformatie van de persoon een metafoor voor of een instrument van brede verandering wordt. Transformatie houdt daarom de cultivering van een vreedzaam bewustzijn en karakter in, alsook een positief systeem van overtuigingen en vaardigheden door middel waarvan de vruchten van ‘innerlijke ontwapening’ en persoonlijke heelheid tot uitdrukking kunnen worden gebracht.20 Transformatie verenigt ‘doen’ met ‘zijn’, ‘opdracht’ met ‘ervaring’. Innerlijke vrijheid wordt gevoeld als de actie in volle gang is en gewijde idealen worden verpersoonlijkt voor toepassing door de individuele mens. Vreedzaam gedrag is aangeleerd gedrag en elk mens is iemand die potentieel een bijdrage levert aan een vredescultuur en hiervoor ook nodig is.21 Vanuit het standpunt van het transformatieparadigma veronderstelt spiritualiteit inzicht in de diepe verbondenheid en heiligheid van alle niveaus en aspecten van de werkelijkheid. Deze is de persoon aangeboren en kan worden begrepen als een universele menselijke poging om in gevoeligheid voor zichzelf, voor anderen, voor niet-menselijke wezens en voor God te groeien. Deze gevoeligheid erkent de aanwezigheid van het goddelijke in alle handelingen en relaties en tracht die aan te passen.22 Erkenning van deze goddelijke aanwezigheid en aanspraak brengt een spontane loyaliteit voort, die niet door grenzen van godsdienst, ras, klasse of sekse beperkt kan worden. Op zijn beurt stimuleert deze universele loyaliteit handelingen die zijn voortgekomen uit een liefhebbende betrokkenheid ten aanzien van de heelheid en integriteit van de schepping.23 Het persoonlijke is het politieke geworden in de meest creatieve en omvattende zin als maar mogelijk is, wanneer we trachten in het openbare leven onpartijdige geestelijke waarden te laten weerspiegelen. We leven hetgeen we nastreven, maar blijven ons verantwoordelijk voelen voor een gedeelde en hoopvolle toekomst, geïnspireerd door het gebod “Als je vrede wilt, wees dan vrede. Wees een instrument van de vrede.”24

Eigen fundering
Alles tezamen getuigen deze vijf paradigma’s – machtspolitiek, wereldorde, conflictoplossing, geweldloosheid en transformatie – ervan dat er vele wegen naar de vrede zijn en dat deze niet alleen door staatslieden en diplomaten begaan worden maar ook door sympathisanten, opvoeders, vrijwilligers en vele andere ‘gewone’ burgers. Door elk paradigma te onderzoeken leren we actiever naar onze veronderstellingen te kijken en aanspraken in het licht van de reikwijdte van onze ervaringen te evalueren. We oefenen zowel onze vermogens om te redeneren als onze intuïtieve zin voor wat ‘juist’, ‘werkelijk’ en ‘waar’ is. Op zo’n wijze maken we vrede tot een geïntegreerd deel van ons leven en worden we ons bewuster van het huis dat we voor onze morele veronderstellingen hebben gebouwd. We bereiden ons voor om de fundering van ons eigen unieke en oorspronkelijke vredesparadigma te leggen – een structuur gebouwd op basis van grondregels en gewoonten die we zelf gekozen hebben.

Noten

  1. Raimon Pannikar, Cultural disarmament. The way to peace (Louisville, KT: Westminster John Knox Press), p. 62.
  2. Zie Hans Morgenthau, Politics among nations. The struggle for power and peace (New York: Alfred A. Knopf, 1948).
  3. Edward N. Luttwak, 'The traditional approaches to peace', in W. Scott Thompson en Kenneth M. Jensen, eds., Approaches to peace. An intellectual map (Washington, DC: United States Institute of Peace Press, 1988), pp. 3-12
  4. Zie Rajni Kothari, Footsteps into the future. Diagnosis of the present world and a design for an alternative (New York: The Free Press, 1974); Saul H. Mendlovitz, ed., On the creation of a just world order. Preferred worlds for the 1990s (New York: The Free Press, 1975).
  5. Zie Robert C. Johansen, The national interest and the human interest. An analysis of U.S. foreign policy (Princeton, NJ: Princeton University Press, 1980).
  6. Zie Myres S. McDougal, 'Law and peace', in W. Scott Thompson en Kenneth M. Jensen, eds., Approaches to peace. An intellectual map, pp. 131-170; en Inge Kaul, Marc Stern and Isabelle Grunberg, eds., Global public goods. International cooperation in the 21st century (New York: Oxford University Press, 1999).
  7. Kenneth E. Boulding, Three faces of power (Newsbury Park, CA: Sage Publications, 1990).
  8. Zie Richard A. Falk, Samuel S. Kim en Saul H. Mendlovitz, eds., The United Nations and a just world order (Boulder, CO: Westview Press, 1991); Richard A. Falk, Robert C. Johansen en Saul H. Mendlovitz, eds., The constitutional foundations of world peace (Albany, NY: State University of New York Press, 1993).
  9. Zie Louis Kriesberg, Constructive conflicts. From escalation to resolution (New York: Rowman & Littlefield Publishers, Inc., 1998).
  10. James H. Laue beschrijft vrede als 'een proces van ononderbroken en constructief beheer van verschillen gericht op het doel van relaties die wederzijds bevredigender zijn, het voorkomen van escalatie tot geweld en het bereiken van die omstandigheden waarvan het universele welzijn van mensen en de groepen waartoe ze behoren, vanaf het gezin tot aan de cultuur en de nationale staat, een voorbeeld vormt.'
  11. William Ury, Getting past no. Negotiating your way from confrontation to cooperation (New York: Bantam Books, 1991).
  12. Abdul Aziz Said, Charles O. Lerche Jr. en Charles O. Lerche III, Concepts of international politics in global perspective, 4th ed. (Englewoods Cliffs, NJ: Prentice-Hall, Inc. 1995), pp. 131-134. In het bijzonder voor de behandeling van de rol van cultuur in conflicten en conflictoplossing zie John Paul Lederacht, Preparing for peace. Conflict transmission across cultures (Syracuse, NY: Syracuse University Press, 1995); en David W. Augsburger, Conflict mediation across cultures. Pathways and patterns (Louisville, KT: Westminster / John Knox Press, 1992).
  13. Dudley Weeks, The eight essential steps to conflict resolution. Preserving relationships at work, at home, and in the community (Los Angeles, CA: Jeremy P. Tarcher, 1992).
  14. Zie Harold H. Saunders, A public peace process. Sustained dialogue to transform racial and ethnic conflicts (New York: St.Martin's Press, 1999); Mohammed Abu-Nimer, ed., Reconciliation, justice, and coexistence. Theory and practice (New York: Lexington Books, 2001).
  15. Zie Gene Sharp, The politics of nonviolent action. Part One. Power and struggle (Boston, MA: Porter Sargent Publishers, 1979).
  16. Zie Michael N. Nagler, Is there no other way? The search for a nonviolent future (Berkeley, CA: Berkeley Hills Books, 2001), p.49; Johan Galtung, Peace by peaceful means. Peace and conflict, development and civilization (Thousand Oaks, CA: Sage Publications, 1996), pp. 2, 128-129
  17. Adam Curle, Another way. Positive response to contemporary violence (Oxford, UK: Jon Carpenter Publishing, 1995).
  18. Zie Richard B. Gregg, The power of nonviolence (Canton, ME: Greenleaf Books, 1959).
  19. Zie Peter Ackerman en Jack Duvall, A force more powerful. A century of nonviolent conflict (New York: Palgrave, 2000).
  20. Zie bijv. het commentaar van de Dalai Lama in Helena Cobban, The moral architecture of world peace. Nobel laureates discuss our global future (Charlottesville, VA: University of Virginia Press, 2000).
  21. Elise Boulding, Cultures of peace. The hidden side of history (Syracuse, NY: Syracuse University Press, 2000); Betty Reardon en Eva Nordland, eds., Learning peace. The promise of ecological and cooperative education (Albany, NY: The State University of New York Press, 1994); John Broomfield, Other ways of knowing. Recharting our future with ageless wisdom (Willis Harman, Global mind change. The promise of the 21st century (Sausalito, CA: Institute of Noetic Sciences, 1998).
  22. Deze definitie van spiritualiteit, geformuleerd in 1977 door de Schotse Raad van Kerken, wordt aangehaald in Said, Lerche en Lerche III, Concepts of international politics in global perspective, p. 291. In de opvatting van Said, Lerche en Lerche is 'spiritualiteit' niet geheel synoniem met 'godsdienst'. Terwijl godsdienst 'verwijst naar een institutioneel kader waarbinnen een specifieke geloofsovertuiging wordt beleden, gewoonlijk een gemeenschap van gelijkgezinde gelovigen', 'transcendeert [spiritualiteit] de grenzen van de godsdienst en suggereert een bredere menselijke betrokkenheid die afkomstig is uit de innerlijke essentie van een persoon. Op het niveau van het individu verwijst het naar handelingen voortgebracht door een overtuiging die niet noodzakelijkerwijze geˇnspireerd is door het behoren tot een specifieke godsdienst' (p. 291).
  23. Voor Gandhi was ware vrijheid niet alleen te vinden in de overgave van liefhebbende, constante dienstbaarheid. Door nederige toewijding en dienstbaarheid komt de dienaar dichter bij God en heeft deel aan de aanhoudende creatieve activiteit van het goddelijke. Zie M.S. Desphande, ed., Mohandas K. Gandhi, The way to God (Berkeley, CA: Parallax Press, 1996).
  24. Dit thema van 'vrede zijn' wordt op creatieve wijze onderzocht door Thich Nhat Hanh in zijn boek Being Peace (Berkeley, CA: Parallax Press, 1996). [Dit boek is ook in Nederland uitgebracht.]

Bronvermelding: Gandhi Marg, volume 24, nr.3, 2002.

Gepubliceerd in: Kwartaalblad Geweldloos Actief, Postbus 137, 8000 AC Zwolle.

(WEB100A.03)