WEBMAGAZINE GEWELDLOZE KRACHT
OVERZICHT
WEBMAGAZINE GEWELDLOZE KRACHT - april 2005 (WEB305.1D)


HANS FEDDEMA HIELP VISSERSDORP OP SRI LANKA


Als antropoloog deed Hans Feddema, voorzitter van de SVAG, in de jaren negentig veel onderzoek in vissersdorpen aan de zuidwestkust van Sri Lanka. Eind november 2004 boekte hij een vliegtuig om in februari voor een aantal weken opnieuw naar zijn onderzoeksgebied te gaan. De tsunami van 26 december maakte echter alles anders. Vele dorpen aan de kust waren ernstig door de watervloed getroffen en van de meeste vissers waren de boten verwoest of ernstig beschadigd. Kennissen boden spontaan geld aan om mee te nemen naar Sri Lanka en binnen enkele weken groeide dit aan tot een groot bedrag. B&W van Leiden, waar inmiddels de actie bekendheid gekregen had, besloot eind januari de binnengekomen giften te verdubbelen. De reis van Hans kwam nu in het teken te staan van directe hulp (in de geest van Gandhi's idee van 'selfreliance': mensen helpen 'zichzelf te helpen') in het dorp Dodsanduwa, waar hij in de periode van zijn onderzoek had gewoond. Alle 43 gedupeerde vissers konden zodanig geholpen worden dat ze na ongeveer 10 dagen weer de zee op konden. Bovendien droeg dit bij aan het weer op gang helpen van de lokale economie.
Voor een uitgebreid verslag zie hierna.


HULP AAN VISSERSDORP OP SRI LANKA

Hans Feddema

Het vliegtuig naar Sri Lanka werd al eind november 2004 geboekt. Naast onderzoek en de opgedane vrienden heb ik er in samenwerking met derden nog een ontwikkelingsproject. Bovendien zou vriendin JosÈ van den Putte deze keer meegaan, al was het maar alleen om het vakantieonderdeel van zo'n reis nu eens geen stiefkind te doen zijn. De tsunami van 26 december maakte echter alles anders. Kennissen, die wisten dat m'n hoofdonderzoek aan de zuidwestkust was gelocaliseerd, oefenden druk op beiden uit om hun giften mee te mogen geven, om zo in directe zin en via m'n in het onderzoek opgebouwde connecties de getroffenen aldaar te kunnen helpen. Giro 555 zou te anoniem of grootschalig zijn. Eerst was er bij mij, wetend hoe moeilijk het is rechtvaardig hulp te verlenen, enige aarzeling. Anderzijds had ik wetenschappelijk als antropoloog door mijn onderzoek in de jaren negentig veel aan die regio te danken. Waarom niet proberen iets terug te doen? Dus toch. En het werd tevens een stukje Leidse solidariteit, toen B&W van gemeente Leiden eind januari besloot de binnengekomen giften te verdubbelen.
Welnu, dat 'iets terugdoen' lijkt redelijk gelukt. We hebben in februari in Dodanduwa en Galle respectievelijk 34 en 9 gedupeerde vissers zodanig kunnen helpen dat velen van hen hun beroep weer konden uitoefenen op het moment dat we vertrokken. Ze lieten het ons vaak trots weten, als ze voor het eerst in de avond weer een nacht de zee opgingen. Aan de zuidwestkust liggen de kleinschalige ranke vissersboten overdag een paar meter van zee op het strand. Maar ook de huizen en de bomen staan vaak dicht op het strand. In visserdorpen als Dodanduwa en ook in delen van Galle wierp de tsunami op de ochtend van 26 december de net uit zee teruggekomen langwerpige boten tegen of op de huizen en bomen met als gevolg dat ze door midden braken of anderszins werden beschadigd.
Die beschadiging gold ook de huizen en het aanwezige vaak naar buiten gespoelde meubilair. Na de eerste chaos, waarin men op familieleden en buren was aangewezen, heeft de overheid voor hen die hun huis hadden verloren een tent opgezet, vaak op het terrein van de wat hoger gelegen boeddhistische monnikentempel. Zeker overdag met de hete zon is een tent niet leuk, maar alles beter dan niks. En men kreeg behalve wat eten een maandelijkse toelage van ruim veertig euro plus het vooruitzicht op een woning in de toekomst. Beter gezegd verre toekomst, want de bureaucratie viert hoogtij, zowel bij de Srilankaanse regering als bij de internationale donoren naar het lijkt. Omstreden daarbij is ook de honderd metermaatregel van de regering, dus dat men voortaan niet meer op een afstand van minder dan 100 meter van zee mag bouwen. De maandelijkse toelage is klein. Een plastic zakje met wat extra huishoudelijke artikelen voor vrouwen en voor kinderen langs komen brengen bij de vele tenten in Dodanduwa en het buurdorp Radgama was dan ook welkom. Wij waren overigens niet de enigen die dat deden.

Maar het was vooral onze opzet structurele hulp te bieden, zonder daarbij verwikkeld te raken in bureaucratische rompslomp. Over dat laatste klaagden nogal wat hulpverleners elders in het land, die we toevallig tegenkwamen en die daarvoor regelmatig naar de hoofdstad moesten, zonder dat dat vaak opschoot. Onze formule was de kleinschalige economie weer op gang te helpen via stimulering van de werkgelegenheid. Anders gezegd: de mensen helpen zichzelf te helpen. Er zijn in die regio twee soorten vissers, namelijk de ithikaru (eigenaars van een smalle boot) en de kamkaru (vissers zonder boot), welke in harmonie met elkaar samenwerken en vaak ook beiden de zee opgaan. Daarnaast waren er ook met de visserij verweven beroepen zoals de kleinschalige vishandel en vistransport en uiteraard ook de bouw en reparatie van de boten.
We woonden te midden van de vissers en palmbomen op een afstand van 100 meter van het strand op een wat hoger gedeelte, vlakbij de ravage in het lager deel van het dorp. Het was in een gespaard gebleven huis, dat eens het bezit was van de postmaster, een van de weinigen met een vast inkomen in Dodanduwa. Ik woonde er ook tijdens m'n onderzoek. We zagen, hoe de meeste vissers met kunst- en vliegwerk, bijvoorbeeld door de sieraden van hun vrouw in onderpand te geven, al wat bezig waren hun boten (en netten) weer heel te krijgen. Dat proces hebben we kunnen versnellen. Betrouwbare connecties van vroeger hielpen ons er bij. Samen met deze bezochten we iedere in aanmerking komende visser om de toestand van hun boot (boten) te bekijken en hun situatie te bespreken. Later nodigden we de kandidaten uit om samen op een vastgesteld uur bijeen te komen. Openheid en niemand voortrekken was ons parool. Om beurten werd hen gevraagd een handtekening te zetten na het door beide partijen tellen van het te geven en/of te ontvangen geld; een ieder evenveel, wat allen met eigen ogen konden zien. Dat laatste, de openheid en ook dat aan het eind van het ritueel thee werd geschonken, werd zeer gewaardeerd.

Meeleven met wat er gebeurde op 26 december was eveneens wezenlijk. We zijn geen trauma-experts, maar vragen naar de ervaringen, was het minste wat we konden doen.
Bijvoorbeeld, waar ze waren op 'het uur u', hoe ze overleefden en hoe ze de eerste week (weken) na de ramp zich voelden. Daarbij bleek hoezeer 'toeval' of 'beschikking' bij velen een rol heeft gespeeld. De eerste golf kwam om 9.15 uur, circa drie kwartier later dan aan de zuid- en de oostkust. Het was volle maan op 26 december, dus een boeddhistische feestdag. Enkelen waren daardoor al of net aangekomen voor de viering in de hoger gelegen monnikentempel, toen de tsunami begon. Anderen ontsnapten, omdat ze cricket wilden kijken voor de tv bij een vriend in het heuvelachtige deel van het dorp. Weer anderen omdat ze in een buurdorp naar de grote zondagmarkt, waar overigens 150 mensen zijn omgekomen, wilden gaan, maar hun bus op 'het uur u' nog net niet was gearriveerd en tijdig de tsunami kon ontwijken door het inslaan van een stijgend zijpad.
Of hoe twee buiten spelende meisjes van elf en vijf jaar hand in hand bij het eerste onraad het meteen op een rennen zetten richting tempel net voor de eerste golf uit, wat indirecte gevolgen had. De in het huis aanwezige vader en tante raakten te water, totdat die eerste golf zich terugtrok, maar zij ontsnapten de tweede veel gevaarlijker golf door bezorgd op zoek te gaan naar de twee meisjes en toen op aanwijzing van de buren hen hollend achterna gingen. Of hoe een vrouw vluchtend voor de eerste golf tegen een kapotte muur werd aangeslagen en verstrikt raakte in een touw, maar vlak voordat de tweede golf zich aandiende bevrijd werd door een visser, die tijdelijk z'n toevlucht had gezocht in een boom.
Ergens te laat zijn impliceerde vaak ook een waarschijnlijke redding. Een dame in Galle, die niet kon zwemmen, liet zich elke morgen tussen acht uur en half negen door dezelfde 'drie-wieler' van haar wat hoger gelegen woning halen naar haar kleine kopieerwinkel vlak aan de kust. Uitgerekend op 26 december belde de 'driewieler'-man haar op, dat hij zich had verlaat en of hij een klein half uur later kon komen. Toen hij even later op weg ging, werd hij overvallen door de tsunami. Hij overleefde door in een boom te klimmen en zij door via 'een toeval' thuis te zijn en niet onderweg of in haar door de tsunami zwaar getroffen winkeltje.

Treffend is ook hoe sommigen de beruchte 'doodstrein' bij Peralya ontsprongen door net niet op tijd op het station te zijn. Bekend is dat een Zweedse familie van zeven personen, die op vakantie was in Bentota en tevoren, wat ongebruikelijk is in Sri Lanka, kaartjes had gekocht, maar vreemd genoeg de trein miste, die later een 'doodstrein' bleek te worden.
Het was echter ook andersom, dus dat mensen misschien nog in leven hadden kunnen zijn, als ze op de ochtend van de tsunami thuis waren gebleven in plaats van naar de zondagmarkt te gaan of een vlak aan zee wonende nicht te bezoeken in een buurdorp, zoals een vrouw van 48 uit Dodanduwa overkwam. Zo liet een jonge Amerikaanse heel tragisch tijdens haar 'honeymoon' in het dorp Unawatuna, waar ik ook onderzoek deed, het leven. Zij had vlak voor de tsunami even haar bungalow hoog in de bomen verlaten om in de keuken van het guesthouse wat aanwijzingen te geven voor het ontbijt.
Dramatisch is ook te vernemen, dat het lot van de 'doodstrein' had kunnen worden voorkomen. Omdat de tsunami in het zuiden drie kwartier eerder plaatsvond dan in het westen, heeft 'Colombo' tien of vijf minuten voor negen de stationmaster van de stad Ambalangoda op het moment dat de trein met ruim 1200 passagiers daar nog stil stond, gebeld met de opdracht niet verder te rijden. Maar de stationmaster nam niet op, bezig als hij was met andere werkzaamheden, onder meer met de transport van de buffalo-curd in de trein. En zo werd het sein op groen gezet en reed de machinist, zich onbewust van enig gevaar, verder. Toen de eerste golf kwam, stopte hij tijdelijk zonder echter de passagiers te manen de trein te verlaten of voor beraad bijeen te komen. Technisch ging dat ook moeilijk, omdat de trein nog van het oude type was zonder een modern communicatiesysteem. De machinist beschikte zelfs niet over een in Sri Lanka al een paar jaar doorgedrongen mobiele telefoon.

Eenzaam nam hij de beslissing om op een gegeven moment maar weer door te rijden Totdat hem en zijn trein de tweede golf in het mede door de illegale koraalplundering zeer laag gelegen dorp Peralya, fataal werd. Eerst bleef de trein nog op de rails staan , waardoor een paar honderd mensen uit Peralya de vergissing maakten in de trein te klimmen, denkend dat zo'n stevig gevaarte 'veilig' zou zijn. Een vergissing bleek ook dat men de ramen ging sluiten, zeker toen de trein werd opgetild door de golven en een paar keer kantelde. Slechts een zeer klein percentage van de mensen in de trein wist te ontkomen door onder water de ramen in te slaan of de deuren te openen en zich zwemmend te redden. Het precieze aantal omgekomenen varieert van 1200 tot 1600. Hiervan komen 320 mensen uit het zeer getroffen dorp Peralya, vier keer zoveel als de (80) andere doden in het dorp. De monnikentempel waar ook tallozen naar toe waren gevlucht, bleek hoe dan ook veiliger dan de trein.
Het gebeuren met Peralya en de trein trof ons diep, omdat ikzelf ook vaak in die trein had gereisd, JosÈ en ik nu niet ver van het ongeluksdorp af zaten en omdat twee Peralya-mensen door familiebanden tijdelijk onderdak hadden in Dodanduwa. Ze vertelden ons gezien te hebben dat na de tsunami een aantal passagiers in de trein nog ademden, met hun borst op en neer bewogen, maar dat niemand in de chaos van de eerste twee dagen iets deed en er ook geen hulpverlening op gang kwam vanuit de lucht. De klacht is dat premier Mahinda Rajapakse wel per helikopter de situatie kwam verkennen, maar er niet voor zorgde, dat er een medisch helikopterteam op de dramatische 'doodstrein' in Peralya werd afgestuurd, om nog te redden wat er te redden viel. Politici lieten ons weten, dat hier zich wreekt, dat Sri Lanka behalve een (kleine) cycloon in de jaren zeventig nauwelijks natuurrampen heeft gekend en voorts dat een Nationaal Rampenplan een aantal jaren terug wel is ingediend in het parlement, maar door een regeringscrisis weer in de ijskast belandde.
(Dr Hans Feddema is antropoloog, publicist en voorzitter van de Stichting voor Actieve Geweldloosheid.)

Gepubliceerd in: Webmagazine Geweldloze Kracht - april 2005.


(WEB300.1D)