ONDERWERPEN /PERSONEN/ OVERZICHT B.01
A Thema's B Personen C Organisaties D Besprekingen E Actuele Informatie

WEB100.B1.05 Otto en Lia Boetes – Ridder

Otto en Lia Boetes – Ridder:
”DE ZACHTE KRACHTEN ZULLEN OVERWINNEN”

Door: Wim Robben*

Op 15 januari 1963 ontving Otto Boetes, samen met 18 anderen, een uitnodiging van Evert Huisman uit Zwolle om deel te nemen aan een bijeenkomst op 2 februari 1963 in Utrecht, met als doel het oprichten van een “studie- en trainingscentrum voor geweldloze actie”. Zijn partner, Lia Boetes-Ridder, sprak dit zo aan dat zij op 2 februari naar Utrecht reisde, aan het overleg deelnam en ter plekke secretaris werd van de “Commissie van Voorbereiding over de opzet van een vormings- en trainings-centrum voor geestelijke weerbaarheid en geweldloze actie”. Voor Lia was dit het begin van ruim 10 jaar intensieve betrokkenheid bij de opbouw van het “Centrum voor Geweldloze Weerbaarheid” dat op 14 september 1966 de Stichtingsvorm kreeg. Otto, druk met zijn werk en daarnaast een van de leidende personen van de Nederlandse Vietnambeweging, volgde alles belangstellend en bracht, waar nodig, zijn expertise op het gebied van organisatie en training in. Samen met Otto kijk ik terug op deze voor hen zo intensieve jaren, en op de ruim 15 jaar dat ik regelmatig met hen contact had en Lia in november 1985 op 60-jarige leeftijd overleed. Maar eerst doen we een stap terug in de tijd en gaan we naar Amsterdam waar beiden opgroeiden.

Jeugdjaren en studie
Lia werd in 1924 geboren en groeide op met haar pleegzus, een nichtje dat bij het gezin Ridder was komen wonen toen de moeder van dit nichtje in een psychiatrisch ziekenhuis werd opgenomen en daar ook overleed. Vader Ridder werkte als hoofd van de boekhouding bij een grote grossier in kruidenierswaren. Het gezin was lid van de Hervormde Kerk en Lia ging naar de protestants-christelijke lagere school, en daarna naar het Gemeentelijk Meisjeslyceum (de HBS). Ook was ze lid van de Vrijzinnig Christelijke Jeugdbeweging. Rond haar 8ste gebeurde er echter iets wat van invloed zou zijn op de rest van haar leven. Ze kreeg in ernstige mate mazelen die een chronische bronchitis teweegbracht, waarvan hoesten, opgeven van slijm en kortademigheid belangrijke kenmerken zijn. Dit, en de medicijnen die ze hiervoor moest gebruiken, kwamen haar gezondheid niet ten goede. Bovendien onderging ze tweemaal een longoperatie, waarvan de tweede niet echt succesvol was.
Otto werd geboren in 1923 en groeide samen met zijn vier jaar oudere broer op. Hun vader was procuratiehouder (gevolmachtigde om transacties te verrichten) en hoofd boekhouding van een onderneming die de distributie van een aantal radiocentrales regelde. Toen dit bedrijf door de PTT werd overgenomen kreeg hij de status van Rijksambtenaar. Aan religie werd thuis niets gedaan, maar een oom van Otto wees hem op Leo Tolstoy en Albert Schweitzer waar hij, in de jaren dat hij naar de HBS ging, met grote belangstelling boeken van las. Vooral ook hun religieuze ideeën spraken hem aan. Hierdoor werd tevens de basis gelegd voor zijn pacifistische opvattingen, die in de Tweede Wereldoorlog duidelijk vorm kregen. “Zo kan God dit niet willen!”, was een gevoel dat bij hem met de dag sterker werd. Na de HBS ging hij zich voorbereiden (met betrekking tot Latijn en Grieks) voor het gymnasiumdiploma omdat hij, inmiddels Doopsgezind geworden, theologie wilde gaan studeren. Hij veranderde echter van studierichting en ging psychologie studeren.
Op de tennisbaan ontmoette hij Lia en er ontstond al snel een hechte relatie tussen hen. Samen besloten ze om tot het Genootschap der Quakers (een actief pacifistisch-christelijk kerkgenootschap) toe te treden. In 1946 trouwden zij.

Drie banen
In 1948, Lia was op dat moment 23 en Otto 24, werd hun eerste kind, Menno, geboren. In 1950 volgde Mariken, in 1951 Heleen en in 1959 Hans. Er moest voor een gezinsinkomen gezorgd worden en dus zocht Otto een baan. Op voorspraak van een van zijn professoren kreeg hij die aangeboden door de AKU in Arnhem waar hij als bedrijfspsycholoog ging werken en onder andere opleidingscursussen voor werknemers gaf. (De AKU, Algemene Kunstzijde Unie, werd aanvankelijk gestart in 1911 in Arnhem en in 1919 in Ede als Nederlandse Kunstzijdefabriek: ENKA. In 1969 werd het onderdeel van het AKZO-concern.)
Via de AKU volgde Otto een cursus over ‘groepsdynamica’ van een Amerikaanse trainer. Deze opende ieders ogen door de training te beginnen met niets te doen en geen enkel initiatief te nemen. Toen er na een tijd protest van de deelnemenden kwam wees hij hen er op dat als je wilt samenwerken er door ieder initiatieven genomen moeten worden en dat het niet van één persoon moest afhangen wat er gebeurt. Zijn taak was het begeleiden van het groepsproces, niet om er de leiding van te nemen. Deze benadering sprak Otto zeer aan.
Na enkele jaren kreeg hij het bedrijf van de AKU in Ede toegewezen om daar te gaan werken en verhuisde het gezin Boetes daarheen. Het zijn jaren waar hij met veel plezier op terugkijkt, maar een functie als personeelschef bracht hem bij zetmeelverwerkingsfabriek Honig in Koog a/d Zaan, waardoor het gezin weer ging verhuizen en een vrijstaande woning aan de rand van een bos in Heiloo vond. De familie Honig was Doopsgezind en omdat ook Otto zich al vele jaren daarvoor bij de Doopsgezinde Kerk had aangesloten was dat bij de sollicitatie een pré. Hij voerde bij Honig een aantal voorzieningen in waarmee de productie met 10% omhoog ging.
In 1963 trad hij in dienst als docent arbeidszaken aan de Amsterdamse sociale academie CICSA. Later ging hij les geven in personeelswerk en in filosofie. Ook introduceerde hij er maatschappijleer en het vak statistiek.
Het was ook in deze periode dat Otto, tussen 1966 en 1971, een centrale rol speelde in de Nederlandse Vietnambeweging (1965-1973). Door het plotselinge overlijden van de Quaker Rien Buter (in 1966) werd aan Otto gevraagd of hij, in het Quakercentrum in Amsterdam, een bijeenkomst wilde leiden waar een Engelse Quaker en de Amerikaanse ethicus prof. John Swomley vertelden over de oorlog in Vietnam en de acties daartegen in Amerika en Engeland. Dit sprak hem aan en spoedig werd hij een van de leidende figuren in ons land van de protestbeweging, waartoe de Provo-beweging in 1965 de aanzet gegeven had, tegen deze oorlog. Otto: “Een interessante visie van Swomley was dat het realiseren van politieke veranderingen symbolisch te vergelijken is met het gooien van een steen in een vijver. In eerste instantie geeft dat flinke golven en de nodige deining, zoals bijvoorbeeld de eerste protestmarsen die door de burgerrechtenbeweging van M.L.King georganiseerd werden. Maar naarmate de beweging zich meer en meer verspreidt, en aanhang krijgt, wordt de politiek bereikt die de gewenste veranderingen, mits redelijk en niet gewelddadig, gaat overnemen.”

Deelname door Lia en Otto Boetes aan een protestactie (in 1968) tegen de Vietnam-oorlogspolitiek van President Johnson (VS).
Deelname door Lia en Otto Boetes aan een protestactie (in 1968) tegen de Vietnam-oorlogspolitiek van
President Johnson (VS).

Inmiddels was binnen de CICSA eind jaren zestig een marxistische stroming opgekomen. Otto verzette zich daartegen. Aanvankelijk had hij de steun van het bestuur, maar toen er een ingrijpende bestuurswisseling werd doorgezet kreeg hij zijn ontslag. Dit vocht hij via een rechtszaak, waarin hij in het gelijk gesteld werd, aan. Door bemiddeling van professor Van Hulst (CHU), die hij persoonlijk kende uit zijn tijd als Eerste Kamerlid voor de PSP (febr.1967 – sept. 1969), keurde Onderwijsminister Pais (VVD) de wachtgeldregeling tot zijn 65ste jaar toe.

Centrum voor Geweldloze Weerbaarheid
Het was via de Quakers, waar Otto en Lia zoals eerder vermeld is vlak na de oorlog lid van geworden waren, en de PSP, die in 1958 opgericht was en waar zij beiden actief in waren, dat Otto van Evert Huisman uit Zwolle (die secretaris van de studiegroep van Kerk en Vrede was), begin 1963 een uitnodiging kreeg voor een bijeenkomst over de opzet van een “studie- en trainingscentrum voor geweldloze actie”. Zoals in de inleiding reeds te lezen stond was het Lia die dit zo aansprak dat ze op 2 februari naar Utrecht reisde en aan het overleg deelnam. Ze werd secretaris van de “Commissie van Voorbereiding over de opzet van een vormings- en trainings-centrum voor geestelijke weerbaarheid en geweldloze actie” die uit 7 leden bestond.
Al vrij spoedig werden trainingsweekenden gehouden waar Otto, die op dit terrein veel ervaring had, een aantal trainingen verzorgde en Lia liet kennismaken met de kneepjes van het vak. In juni 1965 besloot Lia om de functie van secretaris over te dragen aan mede-Commissielid Jan Ouweltjes, die eveneens in Heiloo woonde. Inmiddels vorderde het werk van de “Commissie van Voorbereiding” en op 14 september 1966 werd de “Stichting ter bevordering van studie, vorming en training in Geweldloze Weerbaarheid” opgericht. Besloten werd om het uitvoerende werk over te dragen aan het “Centrum voor Geweldloze Weerbaarheid”. Al spoedig werd de organisatie dan ook kortweg “het Centrum” genoemd.
Lia nam zitting in het bestuur van de Stichting en raakte zodoende nauw betrokken bij de werkzaamheden. Omdat het interne functioneren in die eerste jaren niet goed liep besloot ze in februari 1969 tijdelijk de functie van “koördinator” op zich te nemen, waarbij een Postbus in Heiloo genomen wordt zodat ze ook de post kan afhandelen. Na anderhalf jaar (in oktober 1970) rondde ze haar werk als koördinator af. Het interne functioneren was verbeterd en ze wilde zich graag meer met het trainingswerk bezighouden.
Inmiddels had het Centrum, mede dankzij een lening van het Quakergenootschap, een binnenvaartschip kunnen kopen (aug.1970) dat in het bezit was van Fred Roos, de vriend van dochter Mariken van Otto en Lia. Het secretariaat van Stichting en Centrum kwam op de boot en in oktober verhuisde ook het Postbusadres van Heiloo naar Amsterdam.
In de periode van 1966 – 1971 was Lia ook intensief betrokken bij een aantal acties tegen de oorlog in Vietnam, zoals een vreedzame bezetting van het Amerikaanse Consulaat in Amsterdam en een protestactie op het eilandje in de vijver van het Binnenhof in Den Haag. In het voorjaar van 1971 hield ze, samen met haar vriendin en eveneens Quaker Linde Lijftogt, een 7-daagse vastenactie om aandacht te vragen voor de vreselijke hongersnood die de bevolking van Biafra teisterde.

Lia en Otto Boetes, tijdens een studie- en trainingsjaar, in de Verenigde Staten in 1971. (Otto draagt een ‘Quakerhoed).
Lia en Otto Boetes, tijdens een studie- en trainingsjaar, in de
Verenigde Staten in 1971. (Otto draagt een ‘Quakerhoed).

Een uitnodiging van het trainersechtpaar Lilian en George Willoughby, die actief waren in de “Movement for a New Society’, een initiatief van de Quakers in Philadelphia (USA), om een jaar voor studie naar hun centrum Pendle Hill te komen namen Otto en Lia van harte aan. Moe van alle perikelen rond zijn baan bij de CICSA was Otto er helemaal aan toe om er een jaar tussenuit te zijn, terwijl Lia uitzag naar het trainingswerk op het terrein van geweldloze actie en sociale verandering, dat in Philadelphia van de grond aan het komen was. Zoon Hans ging mee en in de zomer van 1971 werd de reis naar Amerika gemaakt. Tot teleurstelling van Otto bleek het aangeboden studieprogramma minimaal te zijn en ontdekte Lia dat er op het gebied van het trainingswerk ook nog niet zoveel in gang gezet was. Desalniettemin hadden ze er een interessante tijd en waren ze wat opgeladen toen ze, zomer 1972, weer in Nederland terugkwamen. Vrijwel onmiddellijk bood Lia voor het najaar een cursus aan voor mensen die actiegroepen wilden trainen, en in 1973 nam ze het initiatief tot de opzet van een “Trainers-kollektief’.
In augustus 1974 trok ze zich echter terug uit het bestuur en de werkzaamheden voor het Centrum omdat ze, ter verdieping van haar trainingswerk, meer tijd wilde hebben voor de studie andragologie (het onderzoek naar het handelen van de mens in een sociale context), waar ze in september 1973 aan de VU in Amsterdam mee begonnen was.

Verdere jaren
Terwijl de studie werd voortgezet bracht de gezondheid van Lia steeds meer zorgen met zich mee. Haar bronchitis werd zo ernstig dat ze lange tijd in het ziekenhuis moest liggen. Wat uitkomst bood was het doorbrengen van de wintermaanden in een subtropisch gebied. Het oog viel op Tenerife, waar in 1976 in het vissersstadje Los Cristianos een flat aan zee werd gekocht. Het werden acht rustige jaren, deels op Tenerife, deels in Nederland, terwijl de familie zich inmiddels uitbreidde met vele kleinkinderen. De studie aan de VU werd in 1980 afgerond, waarbij Otto en Hans de nodige ondersteuning boden. Lia haalde haar doctoranda-titel en was daar zeer verheugd over. Haar doctoraal-scriptie “Weerstand als agogisch paradigma” verscheen in 1981 als SVAG-Studie 7, met als titel “Burgerlijke Ongehoorzaamheid; achtergronden, training, leiderschap, wetenschapsfilosofie”, bij de Stichting voor Actieve Geweldloosheid. In het voorwoord schreef ze: “….ik ben met deze studie begonnen ter verkrijging van meer theoretische achtergrond vóór en reflectie op datgene, wat ik daarvoor had gedaan op het terrein van actie én training voor geweldloze weerbaarheid – burgerlijke ongehoorzaamheid – initiëring van sociale veranderingsprocessen en hoe men dit nog meer kan noemen.”
Het was ook in deze periode dat ik zelf jaarlijks een aantal weken naar het appartement van mijn ouders op Tenerife ging, ongeveer 20 km van Los Cristianos. Een bezoek aan Lia en Otto was altijd iets waar ik naar uitkeek.
In het voorjaar van 1985 werd ik gebeld: “Hallo Wim, met Lia. Wat ik je wil laten weten is dat ik opgegeven ben en nog maar een paar maanden te leven heb. Laat dit eerst maar even op je doorwerken en bel me dan binnenkort op want ik vind het fijn om je nog te zien.” Door een arts op Tenerife was geconstateerd dat Lia kanker had die vanuit de darmen uitgezaaid was naar de lever. Al een jaar eerder had een Nederlandse arts een darmonderzoek gedaan maar niets gevonden, terwijl er reeds toen een tumor gezeten moet hebben. Hoewel Lia altijd zeer bewust met voeding en medicatie omging hadden de medicijnen, die vele jaren ingenomen moesten worden om de bronchitis in te tomen, de darmtumor veroorzaakt. Nu was er echter geen uitzicht meer op enig herstel en Lia aanvaardde de situatie zoals die was. Direct werd de reis naar Nederland geregeld om korte tijd naar het huis van een van de kinderen te gaan. Binnen een week wist Otto echter een huis in de Snaarmanslaan in Alkmaar te huren. Daar bezocht ik hen enige tijd later. Lia was, zoals altijd, vol interesse hoe het met de geweldloze beweging ging en met het trainingswerk. Ook vertelde ze me over de kist die Otto voor haar gemaakt had en waar ik samen met hem, op de eerste verdieping, naar ging kijken.
De paar maanden, die Lia van de arts op Tenerife ‘toegezegd gekregen’ had, werden nog vele maanden. En terwijl de huisarts er in het najaar versteld van stond waar Lia de levenskracht vandaan haalde, volgde ze vol aandacht het optreden van Gorbatsjov dat door het Westen niet vertrouwd werd, alsmede de beslissing van de regering tot plaatsing van de kruisraketten in Nederland die op 1 november 1985 genomen zou worden. En alsof ze, met haar laatste krachten, op dat besluit gewacht had, overleed ze de dag daarna.
Voor Otto ging het leven verder en kwam er ook weer ruimte voor het aangaan van nieuwe relaties. Het appartement op Tenerife werd verkocht en hij woonde gedurende een aantal jaren op diverse plekken. Zijn grote belangstelling voor filosofie en voor het Joodse denken, met de Frans-(joodse) filosoof Levinas (1905-1995) [geboren in Litouwen en hoogleraar aan de Sorbonne in Parijs] als meest inspirerende persoon, kreeg volop aandacht. Ook trad hij weer toe tot de Doopsgezinde Kerk. Otto: “Samen, met Lia, waren we Quaker geworden, en samen zijn we ook weer uit het Quakergenootschap gegaan toen bleek dat onze opvattingen in hun kring als te radicaal werden gezien, onder andere met betrekking tot de beleggingen die gedaan werden en waar we ons niet in konden vinden. Zodoende vonden we er niet meer de inspiratie die we zochten.”

Andere weg
“Hoe ik terugkijk op mijn leven, nu ik binnenkort 85 jaar wordt? Ik heb een rijk leven gehad; veel meegemaakt en doordacht. Mijn geloof in ‘de zachte krachten zullen overwinnen’ heb ik altijd vastgehouden, en mijn geloof in Jezus als ons menselijk voorbeeld heb ik altijd behouden. Politiek doe ik niet meer mee; Jezus wijst een gans andere weg. Ik voel me nog altijd Quaker, ben actief in de Doopsgezinde Gemeente en geef lezingen en cursussen in (Joodse) filosofie. Geestelijk dus nog altijd actief. En wat me heel dankbaar maakt: ik heb een goede vriendin waarmee het leven weer alles waard is.” Je zegt “Jezus wijst een gans andere weg.” Dat maakt me wel nieuwsgierig; kun je daar wat meer over zeggen? “Die andere weg die Jezus wijst gaat niet via de politiek die altijd machtvorming en in het beste geval machtsevenwicht betekent, maar krijgt door persoonlijke menselijke inzet, respect en zorg voor elkaar, gestalte. Dat kan nooit via dwang, intimidatie of indoctrinatie, laat staan door geweld. Het gaat om solidariteit met de zwakkere, met de lijdende mens, de onderliggende ‘partij’. Dit houdt een constant protest in tegen alle vormen van machtsmisbruik en structureel geweld, ook het structurele geweld dat ‘sociaal’ of ‘democratisch’ wordt toegepast. Een volgeling van Jezus zal zich dus verre moeten houden van deelname aan deze vormen van afdwingen van orde en gehoorzaamheid. Dit protest heeft uiteraard tal van consequenties voor opvoeding, rechtspraak en maatschappelijke organisatie.”

[*Wim Robben is sinds najaar 1969 betrokken bij het werk van Stichting / Centrum voor Geweldloze Weerbaarheid en de Stichting voor Actieve Geweldloosheid met betrekking tot onderzoek, voorlichting en training.]

WEB100.B1.05 (juni 2008)